Revolutie, uiteindelijk ook in Gastel
We schrijven de tweede helft van de eerste wereldoorlog. Een oorlog die is ingegaan met vertrouwde tactieken, maar gevoerd wordt met ongekende wapens. Het zijn niet alleen kruitdampen die optrekken. Volgens sommigen hangt er meer in de lucht: de nieuwe tijd.
Op 12 december 1917 voert het Nederlandse kabinet onder leiding van Cort van der Linden het kiesrecht voor mannen in. Nu is het voor iedereen duidelijk. De standensamenleving staat op losse schroeven. Ook Antoon Mastboom, burgemeester van Gastel, zit nu op een wankelende zetel. Na de invoering nemen arbeiders plaats in de gemeenteraad, en zij zien een fundamenteel andere toekomst voor zich.
De vroege jaren twintig zijn turbulent. Vluchtelingen uit België zoeken heil in West-Brabant. Met de drie suikerfabrieken gaat het steeds minder en uiteindelijk vallen ze om. Onder de bevolking heerst werkloosheid. Voedsel is voor velen schaars. Burgemeester Mastboom weet moeilijk om te gaan met deze nieuwe uitdagingen. Waar burgers om hulp schreeuwen, blijft hij handelen vanuit zuinigheid.
Ook elders in Europa gaat de arbeidersbevolking gebukt onder barre omstandigheden. Revoluties maken de weg vrij voor nieuwe sociale ideeën. Bij de Russische februarirevolutie in 1917 is tsaar Nicolaas II afgezet. De Bolsjewieken maken een einde aan een eeuwenoude aristocratische traditie. Anderhalf jaar later is ook de Duitse keizer Wilhelm II het haasje en ontstaat de Weimarrepubliek.
In Nederland gaan voorzichtig stemmen op voor drastische verandering. De socialist Pieter Jelles Troelstra roept op 11 november 1918 in het Verkooplokaal in Rotterdam een groep arbeiders op tot stakingen en protesten. Zijn revolutionaire visie wordt daar met luid gejuich ontvangen. Gesterkt door dat succes, en de ontwikkelingen in Duitsland van eerder die week, roept Troelstra een dag later in Den Haag de revolutie uit. ‘Uw stelsel, mijne heeren, uw burgerlijk stelsel, is langzamerhand vermolmd en verrot!’ zegt hij tijdens zijn redevoering in de tweede kamer.
Pieter Jelles Troelstra vergist zich echter lelijk in het heersende sentiment. Er blijkt in ons land amper steun voor een grootse revolutie. Zelfs zijn eigen partij, de SDAP, ziet er niets in. Maar helemaal bij het verkeerde eind heeft de Friese socialist het niet. Tussen 1919 en 1922 worden de nodige sociale wetten aangenomen, waarvan de invoering van de achturige werkdag in 1919 de belangrijkste is. In Oud Gastel blijft de standenmaatschappij, met Antoon Mastboom als symbool daarvan, nog een tijd vanzelfsprekend.
Het sentiment jegens de burgemeester krijgt een knauw door kippendiefstal. Streekkrant ‘De Grondwet’ doet er in december 1931 uitgebreid verslag van. Drie Gastelaars hebben zich meermaals schuldig maken aan het stelen van kippen. Daden voortkomend uit pure armoede.
De gemeenteraad reageert verbolgen. Waarom zijn de steunmaatregelen, waarover reeds besloten was, nog niet uitgevoerd? Burgemeester Mastboom was nog niet in actie gekomen ‘wijl de begrooting nog niet was goedgekeurd’. Deze uitleg gaat er bij de raad niet in. Volgens de oppositie zijn ‘dergelijke opvattingen van leidende personen hier niet meer gangbaar’, waarna alle aanwezigen instemmend knikken. De zelfsprekendheid dat een Gastelsche burgemeester de naam Mastboom draagt, toont nu echt serieuze vormen van erosie.
Henri Mastboom heeft zich met enorme toewijding voorbereid op het overnemen van de burgemeesterspost van zijn vader. En dan blijkt het uiteindelijk om niet. Tot grote teleurstelling van de Mastbomen, beslist de commissaris van de Koningin anders: er komt een burgemeester van buiten. Het terugtreden van Antoon Mastboom in 1940, betekent het einde van de ‘Gastelsche aristocratie’.